AFM ziet dat huishoudens financieel kwetsbaar zijn
Een doorsnee huishouden heeft maar 2.000 euro om een inkomensterugval op te vangen, zonder in te teren op het spaarpotje voor tegenvallers. Jongeren, flexwerkers en zelfstandigen zijn nog kwetsbaarder.
Er zijn grote verschillen in de hoeveelheid geld (bank-, spaar- en belegtegoeden) die huishoudens achter de hand hebben om een inkomensdaling op te vangen. Ruim 20 procent van de huishoudens heeft minder dan 2.500 euro opzij gezet, terwijl 2-4 procent meer dan 250.000 euro tot zijn beschikking heeft. Het Nibud adviseert een buffer voor onvoorziene uitgaven (zoals de vervanging van een wasmachine of auto). Na aftrek van die buffer heeft een doorsnee huishouden slechts 2.000 euro achter de hand. Dat betekent dat veel Nederlanders een inkomensterugval door verlies van werk beperkt kunnen opvangen en al snel in de knel kunnen komen met hun vaste maandlasten.
Jongeren en flexwerkers zijn volgens de AFM drievoudig kwetsbaar voor een crisis. Ze lopen een groter risico op werkloosheid, zijn kwetsbaarder vanwege hun relatief hoge vaste lasten én hebben vervolgens amper geld achter de hand om op terug te vallen. Ook zelfstandig ondernemers zijn kwetsbaarder. Hoewel hun buffers over het algemeen hoger zijn, is bij verlies aan opdrachtgevers de inkomensterugval (naar bijstand) veel ingrijpender.